Ontslag op staande voet: moet het delict diefstal worden bewezen conform het Strafrecht?
Om die reden wordt de werknemer op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief waarin het ontslag op staande voet werd bevestigd, is de reden kort samengevat, te weten ‘Diefstal van bedrijfseigendommen.’
Naar aanleiding van de ontslagbrief heeft de werknemer buitengerechtelijk de nietigheid van het ontslag ingeroepen (NB: dit is onder oude recht vanaf 1 juli 2015 kan een ontslag op staande voet alleen via de rechter worden vernietigd). De werkgever heeft een procedure ingesteld om voor recht te verklaren dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was. De kantonrechter heeft dit verzoek afgewezen, in appel heeft het Gerechtshof de vordering toegewezen.
Werknemer gaat in cassatie en voert aan dat nu er in de ontslagbrief enkel een strafrechtelijk begrip wordt gehanteerd, de werkgever alle bestanddelen van dit delict conform het wetboek van strafrecht moet bewijzen. Nu de werkgever dit niet doet, dient het ontslag op staande voet te worden vernietigd.
De Hoge Raad buigt zich hierover in haar arrest van 19 februari 2016 (ECLI:NL:HR:2016:290). Volgens de Hoge Raad blijkt uit de jurisprudentie dat een ontslaggrond niet onder alle omstandigheden aan de werknemer hoeft te worden medegedeeld. Mededeling kan achterwege blijven indien het voor de werknemer volstrekt duidelijk is welke dringende reden ten grondslag ligt aan de opzegging. Ook de letterlijke tekst van een ontslagbrief is niet steeds doorslaggevend voor de beantwoording van de vraag welke dringende reden tot de opzegging heeft geleid. Ook hier gaat het er om dat het voor de werknemer duidelijk is welke dringende reden er ten grondslag ligt aan de opzegging. Dit is volgens de Hoge Raad niet anders bij strafrechtelijke begrippen.
De Hoge Raad volgt hierbij de overweging van het Gerechtshof. Het Gerechtshof neemt in haar overweging mee dat de twee tankbeurten in het gesprek die heeft geleid tot het ontslag op staande voet, zijn besproken. Werkgever heeft in dat gesprek werknemer eveneens beschuldigd van diefstal onder verwijzing naar de tankbeurten. Tegen het achtergrond van deze gesprekken moet het voor werknemer duidelijk zijn geweest dat met diefstal het gebruik van de tankpas voor de auto van zijn echtgenote is bedoeld. Derhalve hoeft de strafrechtelijke betekenis niet te worden bewezen. De Hoge Raad volgt deze opvatting en verwerpt het beroep. Het ontslag op staande voet is rechtsgeldig.
Terug naar overzicht