Onterechte ziekmelding, geen reden om de werknemer op staande voet te ontslaan
Werkneemster is het niet eens met het ontslag op staande voet, echter berust zij in de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Zij vordert veroordeling van de werkgever tot betaling van de vergoeding horende bij een onregelmatige opzegging, de transitievergoeding en een billijke vergoeding.
De kantonrechter oordeelt dat het niet aan de werkgever is om te oordelen of een werknemer echt ziek is of niet. Bij twijfel had de kantonrechter een bedrijfsarts moeten inschakelen. Het ontslag op staande voet is om die reden onterecht gegeven. Derhalve hoeft er niet te worden geoordeeld of dit voorval voldoende was om de spreekwoordelijke emmer te doen overlopen.
De werkgever voert aan dat werkneemster tegen een collega zou hebben gezegd ‘Laat ‘m zeiken, dan meld ik me ziek.’ Dit impliceert een onterechte ziekmelding. Echter kan dit volgens de kantonrechter niet worden meegenomen in de beoordeling of het ontslag op staande voet terecht is. Immers indien de inhoud van het gesprek met de collega de reden voor het ontslag op staande zou zijn geweest, dan had dit ook in de ontslagbrief moeten staan, aldus de kantonrechter. Voorts begrijpt de kantonrechter dat de werkgever pas over dit gesprek heeft gehoord nadat het ontslag op staande voet was gegeven.
Nu er geen geldige reden is om de arbeidsovereenkomst met werkneemster te beëindigen, is werkgever een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. Eveneens is werkgever gehouden om aan werkneemster de wettelijke transitievergoeding te betalen.
Een veroordeling tot een billijke vergoeding wordt echter afgewezen, ondanks het feit dat de werkgever in strijd met de geldende regels heeft opgezegd. Het opzeggen in strijd met de geldende regels is – gelet op de wetsgeschiedenis – namelijk ernstig verwijtbaar, het vereiste om een billijke vergoeding toe te kennen. De kantonrechter voert hiervoor aan dat werkneemster onvoldoende heeft betwist dat voormelde gesprek met de collega niet heeft plaatsgevonden en dat zij (dus) niet zou hebben gezegd: ‘Laat ‘m zeiken, dan meld ik me wel ziek.’ Gelet hierop is een billijke vergoeding – naast de reeds toegewezen vergoedingen - niet op zijn plaats, aldus de kantonrechter.
Terug naar overzicht