Ontslag
De meest voorkomende gevallen van ontslag zijn: ontslag op eigen verzoek, ontslag vanwege een reorganisatie, strafontslag, ontslag wegens disfunctioneren ("ontslag anders dan") en de (tussentijdse) beeindiging van een tijdelijke aanstelling.
Een ontslagbesluit dient te voldoen aan de "beginselen van behoorlijk bestuur". Zo dient alvorens er wordt overgegaan tot een ontslagbesluit, het voornemen daartoe aan de ambtenaar kenbaar te worden gemaakt, zodat deze daarop kan reageren. Dat wordt de zienswijze genoemd, of ook wel verantwoording.
De werkgever moet alle belangen wegen voordat het ontslagbesluit wordt verzonden. Ook moet een werkgever zich afvragen of de nadelige gevolgen van het besluit evenredig zijn in relatie tot het met het besluit gediende doel.
Er geldt een strikte termijn. Binnen zes weken nadat het ontslagbesluit aan u is verzonden, kunt u bezwaar maken. Er volgt dan een bezwaarprocedure. Daarin wordt het besluit volledig heroverwogen.
Na het indienen van het (schriftelijke) bezwaar, volgt een zitting bij een commissie. Het bezwaar kan door u of door uw advocaat worden toegelicht tijdens die zitting. Na de zitting volgt een beslissing op bezwaar. De bezwaarprocedure dient in principe binnen achtien weken afgerond te zijn, of eerder als er geen onafhankelijke adviescommissie is ingesteld.
Tegen de beslissing op het bezwaar kan binnen zes weken beroep worden ingesteld bij de Sector Bestuursrecht van de Rechtbank. Na een schriftelijke uitwisseling van stukken, volgt na een aantal maanden een zitting. Zes weken daarna wordt uitspraak gedaan. De uitspraak laat echter ook nog wel eens op zich wachten, want de rechter kan de beslissing verdagen.
Na het beroep kan nog hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht worden ingesteld. Dit is de hoogste ambtenarenrechter in Nederland.
Bezwaar- en beroepsprocedures duren lang. Daarom kan het raadzaam zijn in een spoedprocedure (de zogenaamde voorlopige voorziening), schorsing van het besluit te vragen, zodat het bestuursorgaan tijdens het bezwaar en/of beroep het besluit niet kan uitvoeren.
De termijnen in een voorlopige voorziening zijn kort. Na indiening van het verzoek volgt meestal binnen zes weken een mondelinge behandeling door de rechtbank of de Centrale Raad van Beroep. De uitspraak wordt kort daarna gedaan.
Hoger beroep tegen een uitspraak in een voorlopige voorziening is uitgesloten.
Anders dan in het normale arbeidsrecht, worden in het ambtenarenrecht zelden naast de WW- en bovenwettelijke uitkering door het overheidsorgaan ontslagvergoedingen (gouden handdrukken) voldaan. Wanneer een overheidsinstelling namelijk een ontslagbesluit neemt en de ontslagen ambtenaar niet verwijtbaar werkloos wordt, heeft de ambtenaar recht op een WW-uitkering en in veel gevallen ook nog recht op een bovenwettelijke uitkering.
In zijn uitspraken van 28 februari 2013 heeft de Centrale Raad van Beroep een formule voor de berekening van de extra ontslagvergoeding voor een ambtenaar. De Centrale Raad van Beroep is de hoogste rechter op het gebied van het ambtenarenrecht.
Op die extra vergoeding heeft een ambtenaar recht wanneer de ambtenaar wordt ontslagen omdat de verhouding met de werkgever vooral door toedoen van die werkgever onherstelbaar is verstoord of in een impasse is geraakt.
Voor de berekening van een dergeljke vergoeding is van belang:
- het bruto maandsalaris op het moment van ontslag (inclusief vakantiegeld);
- het aantal dienstjaren gedeeld door twee omdat de ambtenaar al recht heeft op een ruimere vergoeding bij ontslag;
- het aandeel dat de werkgever had in het ontstaan van de onhoudbare situatie.
Voor de mate van het aandeel van de werkgever zijn er drie bandbreedten: 51-65%, 65-80% en 80-100%. Deze bandbreedten vertegenwoordigen een factor 0,5, 0,75 en 1.
Dit alles leidt tot de volgende formule:
Bruto maandsalaris (inclusief vakantiegeld) x (aantal dienstjaren:2) x 0,5, 0,75 of 1.
Het ambtelijk ontslagrecht is ingewikkeld en raadpleging van een daarin gespecialiseerde advocaat wordt aanbevolen. Aegis advocaten staat zowel overheidswerkgevers als ambtenaren en onderwijzend personeel en onderwijsinstellingen bij.