Werkgever tot twee maal toe door de rechter op de vingers getikt.
Feiten
De heer P. (hierna: P) werkt als docent op een hoge school met als standplaats A. De Hogeschool wil van P. af omdat P. zijn mening over de schoolleiding op een ludieke wijze heeft geuit. De Hogeschool dient hiervoor een ontbindingsverzoek in bij de rechtbank. De rechtbank acht de aangevoerde gronden onvoldoende om het ontbindingsverzoek toe te wijzen. De Hogeschool moet P. weer te werk stellen.
De Hogeschool bepaalt dat P. zijn werk kan hervatten, maar dan wel op een vestiging 50 kilometer verder op. Als argumentatie voor de (eenzijdige) wijziging van standplaats geeft de Hogeschool aan dat P. niet goed in het team van locatie A zou functioneren en op de andere vestiging beter kan worden geïnstrueerd. Het is P. wel toegestaan om één dag in de week op locatie A te werken. De arbeidsvoorwaarden, te weten de standplaats, van P. worden eenzijdig gewijzigd door de Hogeschool. P. is het niet eens met de gedwongen wijziging van standplaats.
Procedure
In kort geding verzoekt P. de voorzieningenrechter te bepalen hem terug te plaatsen op locatie A. De vraag die de kantonrechter dient te beantwoorden, is in hoeverre van P. flexibiliteit mag worden verwacht en hij met de wijziging van standplaats dient in te stemmen.
Uit de jurisprudentie (HR 11 juli 2008, JAR 2008/204 Stoof/Mammoet) blijkt dat dit getoetst moet worden aan de maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Allereerst dient te worden bepaald of de werkgever als goed werkgever aanleiding heeft kunnen geven tot het doen van een voorstel tot wijzigen van, in dit geval, de standplaats en of het voorstel redelijk is. Daarna dient te worden beoordeeld of aanvaarding van het voorstel door de werknemer, in het licht van de omstandigheden van het geval, in redelijkheid kan worden gevergd.
Uitspraak
In haar uitspraak (ECLI:NL:RBMNE:2015:094) overweeg de rechter overweegt het volgende:
1. In de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd staat als standplaats locatie A opgenomen. Deze standplaats kan worden gewijzigd wanneer partijen hierover overeenstemming bereiken of wanneer de standplaats kan worden gewijzigd vanwege een eenzijdig wijzigingsbeding. Dit laatste beding is niet aanwezig. Daarnaast heeft P.niet ingestemd met de wijziging. Ook artikel C-3 lid 3 van de cao HBO, waar de hoge school zich op beroept, biedt geen soelaas. Enkel bij een verandering in de organisatie van opleidingen kan de standplaats worden gewijzigd. Nu er geen sprake is van een dergelijke verandering verwerpt de rechter dit verweer;
2. Daarnaast toetst de rechter de wijziging van standplaats aan het criteria gegeven door de Hoge Raad in het zojuist vermeldde arrest Stoof/Mammoet. Allereerst bepaalt de rechter dat er geen sprake is van een voorstel maar van een instructie. Daarnaast bepaalt de rechter dat de Hogeschool niet genoeg aannemelijk heeft gemaakt dat P. onvoldoende functioneert om de werkzaamheden op locatie A uit te voeren. Hierdoor stelt de rechter dat indien het toch een voorstel zou zijn geweest, het geen redelijk voorstel van de zijde van de Hoge school is. P. is dan ook niet gehouden met dit voorstel in te stemmen.
De Hogeschool moet P. toe laten om zijn bedongen werkzaamheden op locatie A te verrichten, dit op straffe van een dwangsom.
Duidelijk is dat een werkgever niet zomaar eenzijdig tot wijziging van arbeidsvoorwaarden van een werknemer mag overgaan!
Vragen? Neem gerust contact met ons op.